Petroc is een jonge monnik, geboren in Engeland in het begin van de dertiende eeuw. Hij is wars van verleidingen en studeert ijverig bij de geestelijken van de kathedraal van Balecester. Hugh de Kervezey, ex-tempelier en nu rentmeester van de bisschop haalt hem over, zogenaamd in opdracht van de bisschop, een relikwie van het altaar weg te nemen: de hand van St. Euphemia.
Hugh vermoordt de koster van de kathedraal als deze commentaar heeft op de ontvreemding en schuift vervolgens Petroc de moord in de schoenen. Met deze gebeurtenis begint een achtervolging die de rest van boek zal duren. Petroc vertrekt met zijn beste vriend Will, die tijdens een schermutseling met Hugh voor dood langs de kant van de weg blijft liggen. Petroc heeft zijn hoop gevestigd op broeder Adric, zijn leermeester in de abdij van Buckfast, waar hij zijn bestaan als geestelijke begonnen is.
Hugh is hem echter nog steeds op het spoor en is al eerder bij de abdij gearriveerd. Adric stuurt Petroc dan ook door naar zijn vriend Jean de Sol oftewel Michel de Montalhac, kapitein van een schip dat alles vervoert wat geld op kan leveren, met als specialiteit relikwieën. Zwaargewond belandt Petroc aan boord en begint zijn reis die hem via Groenland, Bordeaux en Pisa uiteindelijk op Koskino, een klein Grieks eilandje, brengt.
Het schip wordt bemand door de meest uiteenlopende types, afkomstig uit de hele bekende wereld en soms met een duistere achtergrond. Petroc valt van zijn geloof en verandert langzaam in een echte zeeman. Op een eiland in de buurt van Ierland waar men aan land is gegaan, redt Petroc een meisje uit handen van een doorgedraaide kluizenaar. Het is prinses Anna Doukaina Komnena, de nicht van de Byzantijnze keizer, die ontsnapt is uit een klooster in Noorwegen. Zij blijkt al langer, met medeweten van de kapitein, op het schip te verblijven. Om haar te beschermen tegen ongewenste belangstelling van de bemanningsleden vaart ze de rest van de reis vermomd als de jonge zeeman Mikal mee. Petroc en Anna worden, hoe kan het anders, verliefd.
Petroc, en allen die hij kent, worden continue achtervolgd door Hugh Keverzey en diens handlangers. Hierdoor kunnen zij nergens lang blijven en vinden er voortdurend gevechten plaats waarbij enkele zeelieden het leven laten en anderen gewond raken. Op het Griekse eiland vindt in een donkere nacht uiteindelijk de ontknoping plaats.
Over dit boek kan ik helaas niet erg enthousiast zijn. Tijdens het lezen had ik vooral aanmerkingen op het taalgebruik en de vele fouten (een goede corrector had veel kunnen doen!). Het taalgebruik was vaak weinig passend voor een middeleeuwer en soms gewoonweg anachronistisch. De fouten betroffen verwijswoorden, werkwoordsvormen en lidwoorden. Heel storend!
Inmiddels ben ik er van overtuigd dat veel van mijn kritiek veroorzaakt wordt door een slechte vertaling. Alleen de titel al! Deze dekt helemaal de inhoud van het boek niet. De genoemde hand is enkel een aangevertje en het boek gaat veel meer over de relikwieënhandel in het algemeen. De Engelse titel luidt niet voor niets “Relics”!!!!
Verder hangt het verhaal aan elkaar van toevalligheden en bijna-onmogelijke zaken: Het plotselinge opduiken van de Byzantijnse prinses, Will die uit de dood op staat, het voortdurende treffen van Petroc en Hugh op alle mogelijke plaatsen in Europa (zo goed waren de dienstregelingen in die tijd nou ook weer niet!).
Jammer, jammer! Het thema van de relikwieënjacht in de middeleeuwen kan een prachtig verhaal opleveren, zoals Ellis Peters heeft laten zien. Helaas is dat in dit boek niet het geval.
Paperback | 383 Pagina's | de Fontein | Oktober 2006 ISBN: 9026122640 Vertaler: P. Barnaart
© janna, november 2006