Duivelsgesel
Lydia Verbeeck
Sinds ik het debuut van Lydia Verbeeck las, heeft de schrijfster niet stilgezeten. Dit is al haar vierde thriller. Ze spelen allemaal in de omgeving van Lier, bij Antwerpen, rond het begijnenhof. En steeds indezelfde tijd, de zestiende eeuw. In dit boek bevinden we ons iets verder, in het jaar 1602.
Isabella kwam vlak voor de dood van Filips II op 6 mei 1598 met de Akte van Afstand in het bezit van de Zuidelijke Nederlanden, die als bruidsschat door haar vader werd gegeven aan Isabella en haar echtgenoot. Sinds 1568 was er een oorlog gaande, de opstand van de Nederlanden tegen de Spaanse soevereiniteit. In de omgeving van Lier trokken de troepen van de katholieken rond, om de staatsen (de opstandelingen) tegen te houden. Maar er was te weinig geld, de soldaten morden en wilden hun soldij. De schout, Lesage, wordt hierop geattendeerd, maar heeft al genoeg problemen in de stad zelf. Hij heeft een conflict met zijn schepenen, die de rechtsmacht in Lier willen houden, terwijl Lesage het aan Antwerpen overlaat om vonnissen te vellen. Er is net een moord gepleegd. De vrouw van kunstschilder Gerbrand Damen wordt doodgestoken. Er is een getuige die Damen bij zijn vrouw heeft zien zitten, met de dolk in zijn hand. En stomdronken. Dat hij de dader niet is, dat weet de lezer al, maar omdat de getuige niet alles vertelt, wordt Damen opgesloten en zal hij naar Antwerpen vervoerd worden.
In de stad woont Lode Brinkmans met zijn vrouw, Magdaleen. Brinkmans handelt in duivelsgesels, een 'flagellum daemonum', een soort boekje met daarin een lievevrouwenbeeldje en een botje gewikkeld. Er stond een tafereel uit het leven van heiligen in, of een religieuze spreuk. Volslagen nep, maar in die tijd wilden mensen alles geloven en hadden kwakzalvers het geluk aan hun kant.
Brinkmans mishandelt zijn vrouw 'om haar op het rechte pad te houden', en zij heeft zich gewend tot de begijn Anna. Anna heeft het ongeluk een scheve neus te hebben, en als bij de overburen van de Brinkmansen door een gruwelijke voorval de dochter sterft, wijst de moeder naar 'die heks'. In die tijd van ketterij en heksenvervolging werd dit een complete hetze: met het dode kind trok een groep verhitte burgers naar het begijnenhof. Hier vinden we grootjuffrouw Amandine terug, die ook in andere boeken een rol speelde. Haar hof wordt bedreigd, wat zal ze doen?
Anna en Magdaleen moeten zien dat ze de stad uitkomen. En ook Lode ziet zich bedreigd, en wil weg.
En dan is er nog Johanna, de vierde, nog ongehuwde, dochter uit een rijke, belangrijke familie, die haar oogje heeft laten vallen op de schilder. Na
allerlei toestanden wil haar vader haar laten overbrengen naar een klooster buiten de stad.
Maar we zitten nog steeds met die muitende soldaten en als Lesage net op dat moment besluit de stadspoorten te sluiten zitten we met al deze mensen die per se de stad willen verlaten, maar dat niet kunnen, en intussen is de schilder ontsnapt, die terug de stad in wil, net als de soldaten die willen gaan plunderen.
Lydia Verbeeck weet deze knoop van verhaallijnen perfect te ontwarren. Haar vierde thriller is meeslepend en boeiend genoeg om het niet weg te willen leggen. Bovendien geeft ze als terloops in het verhaal mee hoe mensen in die tijd leefden en dachten. Het is een tijd waarin ik niet graag geleefd zou hebben!
ISBN 978 90 223 2490 5 Paperback 430 pagina's | Manteau thriller | maart 2010
© Marjo, mei 2010
Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER